PDF Opties

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

A. Inleiding

De jaarrekening is opgemaakt met inachtneming van de voorschriften die het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) daarvoor geeft. Dit is een nadere uitwerking van de financiële verordening en ex artikel 212 van de gemeentewet. Met ingang van 1 januari 2004 trad het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) in werking. De voornaamste uitgangspunten zijn:

  • eenheid van programmabegroting- en rekening;

  • het opnemen van een balans waaruit de financiële positie van de gemeente blijkt.

Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening

De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden.

De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Baten en lasten, waaronder ook begrepen de heffing van de vennootschapsbelasting, worden daarbij verantwoord tot hun brutobedrag. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen als zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.

De algemene uitkering is opgenomen conform de in het jaar laatst gepubliceerde accresmededeling, die is opgenomen in de septemberciculaire van het boekjaar.

Dividendopbrengsten van deelnemingen zijn als baten verantwoord in het jaar waarin het dividend ontvangen en/of het moment waarop het dividend betaalbaar gesteld wordt.

Met betrekking tot de eigen bijdrage die het CAK int en aan de gemeenten afdraagt, geldt op basis van de Kadernota rechtmatigheid 2023 van de commissie BBV het volgende: Het CAK is het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) dat door de wetgever is belast met de berekening, oplegging en incasso van de eigen bijdrage. Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald, dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid, volledigheid van en het naleven van het voorwaardencriterium bij de eigen bijdragen geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dit betekent dat de gemeente bij de verantwoording van deze eigen bijdragen steunt op de informatie van het CAK en niet zelfstandig geheel sluitend de juistheid, volledigheid en rechtmatigheid van de eigen bijdragen hoeft te controleren.

Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Door het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume, worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt. Denk aan componenten zoals ziektekostenpremie voor gepensioneerden, overlopende vakantiegeld- en verlofaanspraken en dergelijke.

Voor arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorziening getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode is dezelfde als die van de meerjarenraming: vier jaar. Als er sprake is van (eenmalige) schokeffecten (reorganisaties), moet wel een verplichtingworden gevormd.

Algemene grondslagen voor de Rechtmatigheidsverantwoording

De in de jaarrekening opgenomen rechtmatigheidsverantwoording is opgesteld op basis van de kaders zoals besloten in de financiële verordening 2023 en op basis van de kadernota rechtmatigheid 2023. Dat betekent dat:

  • De rechtmatigheidsverantwoording toeziet op de financiële rechtmatigheid van baten, lasten, balansmutaties, alsmede de baten en lasten inzake de specifieke uitkeringen op grond van art. 17 Financiële-verhoudingswet;

  • De financiële rechtmatigheid waaronder het voorwaardencriterium, het begrotingscriterium en het misbruik & oneigenlijk gebruik criterium omvat:

    • Voor het voorwaardencriterium bestaat de norm uit het normenkader zoals op 29 februari 2024 door de raad is vastgesteld;

    • Voor het begrotingscriterium geldt dat alle overschrijdingen van lasten en investeringskredieten onrechtmatig zijn, waarbij in artikel 20 van de financiële verordening 2023 afspraken zijn gemaakt wanneer deze overschrijdingen acceptabel zijn. Voor over- en onderscheidingen van baten, onderschrijdingen van lasten en onderschrijdingen van investeringskredieten geldt dat deze als onrechtmatig zijn aangemerkt indien ze niet tijdig aan de raad zijn gemeld;

    • Ten aanzien van het M&O criterium zijn de beleidsregels van onze organisatie leidend bij het voorkomen en opsporen van misbruik en oneigenlijk gebruik. Omdat alleen bij misbruik sprake is van een onrechtmatigheid zijn eventuele gevallen van misbruik (mits cumulatief met andere fouten of onduidelijkheden boven de verantwoordingsgrens) opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording.

  • De rechtmatigheidsverantwoording is opgesteld binnen de kaders van de kadernota rechtmatigheid 2023 van de Commissie BBV alsmede onze eigen financiële verordening 2023. Dit betekent dat:

    • Een verantwoordingsgrens van 1 % (zijnde € 3,7 miljoen) is gehanteerd waarboven cumulatieve fouten en onduidelijkheden in de rechtmatigheidsverantwoording worden opgenomen;

    • Een rapportagegrens van € 600.000 is gehanteerd waarboven fouten en onduidelijkheden in de paragraaf bedrijfsvoering worden opgenomen.

B. Balans

1. Vaste Activa

Activa waarderen we op basis verkrijgingsprijs- of vervaardigingsprijs.

1.1 Immateriële vaste activa

Immateriële vaste activa

De immateriële vaste activa wordt gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden in vijf jaar afgeschreven. Alleen kosten van onderzoek en ontwikkeling die leiden tot een materieel vast actief mogen als immaterieel vast actief worden geactiveerd.

Bijdragen aan derden

De bijdragen aan activa in eigendom van derden worden onder de immateriële vaste activa verantwoord. Bijdragen aan activa van derden zijn gewaardeerd op het bedrag van de verstrekte bijdragen, verminderd met afschrijvingen.

1.2. Materiële vaste activa

Alle materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs, verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen die direct gerelateerd zijn aan het actief, de jaarlijkse afschrijvingslasten en de afwaardering wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

In erfpacht uitgegeven gronden

De in erfpacht uitgegeven percelen zijn gewaardeerd tegen de eerste uitgifteprijs (i.c. de waarde die bij eerste uitgifte als basis voor de canonberekening in aanmerking is genomen).

Materiële vaste activa met economisch nut

Alle investeringen met economisch nut activeren we en schrijven we af. Een investering is van economisch nut als activum verhandelbaar is of wanneer we er opbrengsten mee kunnen genereren. Specifieke investeringsbijdragen van derden worden op de desbetreffende investering in mindering gebracht. In die gevallen wordt op het saldo afgeschreven.

Materiële vaste activa met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven
Alle activa met een economisch nut, waarvoor ter bestrijdijding van kosten een heffing kan worden geheven worden geactiveerd en afgeschreven. Specifieke investeringsbijdragen van derden worden op de desbetreffende investering in mindering gebracht. Het gaat hierbij om investeringen die grotendeels worden gedaan voor begraafplaatsen, riolering of het verzamelen van huishuidelijk afval.

Materiële vaste activa met maatschappelijk nut

De investeringen met een meerjarig maatschappelijk nut in de openbare ruimte worden geactiveerd en afgeschreven. Hierop worden alleen bijdragen van derden die direct gerelateerd zijn aan het actief in mindering gebracht. In de balans worden deze investeringen afzonderlijk tot uitdrukking gebracht. In de toelichting op de balans is een uitsplitsing aangebracht tussen investeringen met maatschappelijk nut vanaf 2017 geactiveerd en voor 2017 geactiveerd.

Afschrijvingsmethoden- en termijnen

Slijtende investeringen schrijven we vanaf het moment van ingebruikneming lineair af, waarbij de restwaarde op nihil wordt gesteld. Op grondbezit met economisch nut wordt niet afgeschreven. Als ingangsdatum van de afschrijving geldt het jaar volgend op het jaar na oplevering cq. vervaardiging.

Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 50.000 activeren we niet. Een uitzondering vormen gronden en terreinen; deze worden altijd geactiveerd.

De gehanteerde afschrijvingstermijnen bedragen in jaren:

Immateriële vaste activa

Afschrijvings-

termijn

- Kosten van onderzoek en ontwikkeling (voorbereidingskosten) voor een bepaald actief (BBV art. 34b en art. 60)

5 jaar

Bij het activeren van immateriële activa is het toegestaan om de voorbereidingskosten voor grondexploitaties als kosten van onderzoek en ontwikkeling op te nemen. Hiervoor gelden conform de stellige uitspraak zoals opgenomen in paragraaf 5.3.2 van de ''notitie Grondbeleid in begroting en Jaarstukken (2019)'' uitgegeven door de commissie BBV de volgende voorwaarden: a) de kosten voldoen aan de kostensoortenlijst van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), b) de kosten mogen maximaal 5 jaar geactiveerd blijven staan onder de immateriële vaste activa als dit heeft geleid tot een actieve grondexploitatie (na bestuurlijke instemming via een raadsbesluit). Als aan deze voorwaarden wordt voldaan worden deze kosten overgeboekt naar de desbetreffendedesbetreffende grondexploitatie, zo niet dan worden de kosten afgeboekt ten laste van het jaarresultaat.

Materiele vaste activa met economisch nut

Afschrijvings-

termijn

A. Gronden en terreinen

- Gronden en terreinen

geen

B. Gebouwen en inrichting:

- Verharding/terreininrichting

40 jaar

- Gebouwen

50 jaar

- Schoolgebouwen

40 jaar

- Inrichting / renovatie sport-, spel en schoolterrein

20 jaar

- Noodgebouwen

20 jaar

- Gebouw gebonden technische installaties

20 jaar

- Functieverbeterende verbouwingen

20 jaar

- Inrichting schoolgebouwen

20 jaar

- Inrichting gymnastiekgebouwen/sporthallen

20 jaar

- Kunststof sportveld onderlaag

20 jaar

- Kunststof sportveld gemengde activering

15 jaar

- Kunststof sportveld bovenlaag

10 jaar

C. Rioleringswerken en waterinvesteringen:

- Riolering

45 jaar

D. Inventaris, meubilair en installaties:

- Containers anders dan glas-, papier- en rolcontainers

20 jaar

- Gebouw inrichting (w.o. stoffering / meubilair)

10 jaar

- Installaties / machines en overige materiële vaste activa

10 jaar

- Glas-, papier- en rolcontainers

15 jaar

- Speeltoestellen

15 jaar

- Soft- en hardware ICT

5jaar

E. Transportmiddelen:

- Bijzondere voertuigen

15 jaar

- Zware voertuigen (tractors, veegauto's, vrachtwagens)

10 jaar

- Lichte voertuigen en bijbehorende apparaten

8 jaar

- Maaimachines

6 jaar

Materiele vaste activa met maatschappelijk nut

Afschrijvings-

termijn

F. Wegen en straten:

- Asfalt (wegen)

25 jaar

- Elementen (wegen)

30 jaar

- Rotondes

25 jaar

G. Bruggen en overige grote kunstwerken:

- Stalen/beweegbare-/stenen bruggen/kunstwerken

50 jaar

- Houten bruggen

25 jaar

- Composiet bruggen

75 jaar

- Betonnen bruggen / tunnels / viaducten

75 jaar

H. Waterbeheer:

- Dijken en kades

40 jaar

- Stedelijk waterplan

45 jaar

- Oeverbeschoeiing

20 jaar

- Composiet beschoeiing

30 jaar

- Kademuren / metselwerk / beton / stalen- en kunststof damwanden

50 jaar

I. Openbare verlichting en verkeersinstallaties:

- Verkeerslichten en lantaarnpalen

25 jaar

J. Openbare ruimte:

- Herinrichting openbare ruimte

40 jaar

Bijdragen aan activa in eigendom van derden

Als aan alle voorwaarden van artikel 61 van het BBV wordt voldaan, dan activeren wij bijdragen aan activa in eigendom van derden.

Activa die niet zijn genoemd in de afschrijvingstabel of niet geschaard kunnen worden onder één van de genoemde activasoorten worden afgeschreven op basis van de verwachte levensduur. Bij het bepalen van de verwachte levensduur kan gekeken worden naar de technische of economische levensduur, afhankelijk van welke korter is.

Levensduurverlengende investeringen

Dit betreft uitgaven voor groot onderhoud, zoals vervanging van (delen van) daken, dakbedekking, elektrische installaties, vloeren en dergelijke. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • kosten van klein onderhoud komen in het jaar van uitvoering ten laste van de exploitatie;

  • kosten van groot onderhoud komen ten laste van een hiervoor gevormde voorziening (op basis van een actueel beheerplan);

  • levensduurverlengende investeringen activeren we en schrijven deze af (eventueel via de componentenbenadering).

1.3. Financiële vaste activa

Onder de financiële vaste activa vallen de kapitaalverstrekkingen, verstrekte leningen en overige uitzettingen (verstrekkingen) met een looptijd langer dan een jaar. De waardering van de kapitaalverstrekkingen en verstrekte leningen is tegen nominbale waarde (verstrekte waarde, verminderd met aflossingen en andere terugontvangsten).

Participaties

Participaties in het aandelenkapitaal zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. De gemeente Purmerend heeft de volgende participaties:

  • a. Bank Nederlandse gemeenten: 14.040 aandelen van € 2,38 ofwel € 33.478.

  • b. Alliander N.V.: het aantal aandelen Alliander N.V. bedraagt 372.370. Deze zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van € 219.389.

  • c. SVP Holding B.V. is een 100% deelneming: 900 aandelen van € 20 ofwel € 18.000. Agio € 38.264.092. In de waardering in 2011 hielden we, vanuit het voorzichtigheidsbeginsel, rekening met exploitatieverliezen sinds de oprichting van de BV. Op de agio is € 4,397 miljoen afgeboekt. In 2012 hebben we dit gecorrigeerd met € 20.000, zodat de totale afboeking € 4,417 miljoen bedraagt.

  • d. NV Huisvuilcentrale Alkmaar N-H (HVC): In 2011 zijn 102 aandelen tegen € 45,45 per aandeel in HVC verworven. De voormalig gemeente Beemster bezat 11 aandelen tegen € 45,45. De gemeente Purmerend heeft vanaf 1 januari 2022 113 tegen 45,45. Het totale aandelenbelang bedraagt € 5.136. Als aandeelhouder kan de gemeente de dienstverlening van HVC gebruiken. Deze dienstverlening bestaat, naast de verwerking van reststoffen,uit advisering. De baten en lasten van de dienstverlening verantwoorden we in de afzonderlijke programma's. De deelneming zelf verantwoorden we in de algemene dekkingsmiddelen. Onderdeel van het aandeelhouderschap is de garantstelling voor leningen die zijn aangetrokken voor de afvalinzameling en verwerking. Voor deze garantstelling ontvangen we 1% risicoprovisie.

  • e. ROM InWest Regionale Ontwikkelingsmaatschappij In West): Purmerend is aandeelhouder met 2.580 aandelen elk € 1,00 groot. Hierbij zal Purmerend voor een totaal kapitaal van € 2.2580.000 aan deelnemen. De totale investering is gebaseerd op 1% van het begrotingstotaal 2019. Het overige deel van de toegezegde inleg zal worden opgevraagd middels zogenaamde “Capital Calls”. Dit houdt in dat niet eerder dan noodzakelijk op basis van investeringsaanvragen uit het bedrijfsleven aan Purmerend zal worden gevraagd dit bedrag over te maken. Dit zal dan geboekt worden als agiostorting in InWest Regio BV. In 2023 is € 515.870 aan kapitaal verstrekt.

  • f. Vof De Beemster Compagnie: 500 aandelen van € 1,00 ofwel € 500

Verstrekte langlopende geldleningen

  • De verstrekte langlopende geldleningen zijn opgenomen tegen nominale waarde, verminderd met de ontvangen aflossingen.

2. Vlottende Activa

2.1. Voorraden

De overige grond- en hulpstoffen (magazijnvoorraden) zijn gewaardeerd tegen vaste verrekenprijzen die gebaseerd zijn op de gemiddelde betaalde inkoopprijs.

De als onderhanden werken opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs, dan wel de lagere marktwaarde verminderd met de opbrengsten wegens gerealiseerde verkopen en ontvangen (rijks)subsidies. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die we rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen toerekenen, zoals grondaankopen, plankosten en kosten van bouw- en woonrijp maken en een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en de administratie- en beheerskosten.

Winsten uit de grondexploitatie worden alleen genomen als die met voldoende mate van betrouwbaarheid als gerealiseerd aangemerkt kunnen worden (realisatieprincipe). Voor de winstneming geldt de percentage of completion methode; voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd wordt tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst genomen.

De verantwoording van de grondexploitatie verloopt via de exploitatie, als onderdeel van programma 7 Ruimtelijke ordening. Bij deze methode worden jaarlijks in de programmaverantwoording zowel de werkelijke lasten van het bouwrijp maken als de werkelijke verkopen getoond. Het (positieve dan wel negatieve) saldo daarvan is de mutatie onderhanden werk (OHW). Daarnaast komt de post voorraden terug in de paragraaf grondbeleid.

Een voorziening voor verwachte verliezen in de grondexploitaties wordt gepresenteerd onder de post 'bouwgronden in exploitatie'.

2.2. Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar

De vorderingen waarderen we tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. 

2.3.en 2.4. Liquide middelen en overlopende activa

Deze activa nemen we op tegen nominale waarde. De liquide middelen hebben we opgenomen volgens de laatste dagafschriften van 2022. Eventuele negatieve banksaldi bij een bank wordt verantwoord onder de vlottende passiva.
In de overlopende activa vallen ook: de van de Europese en Nederlandse overheidslichamen nog te ontvangen voorschotbedragen die zijn ontstaan door voorfinanciering op uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel.

3. Vaste Passiva

3.1. Eigen vermogen

Het eigen vermogen bestaat uit reserves en het saldo van de rekening van baten en lasten. De waardering vindt plaats tegen nominale waarden. We onderscheiden de reserves in een algemene reserve, egalisatiereserves en bestemmingsreserves.

De algemene reserve dient als algemeen financieel weerstandsvermogen waarbij we, volgens de notitie reserves en voorzieningen, minimaal een bedrag van € 15 miljoen aanhouden. De algemene reserve is tot stand gekomen dankzij (batige) saldi.

Er is sprake van een bestemmingsreserve zodra we, via een afzonderlijk raadsbesluit, voor een bepaald doel een reserve instellen.

3.2. Voorzieningen

Voorzieningen waarderen we op het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies. Ze zijn getroffen voor op de balansdatum bestaande risico's, verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs in te schatten. Daarnaast zijn onderhouds-/egalisatievoorzieningen getroffen ter gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal boekjaren en mede gebaseerd op meerjarige onderhoudsplannen.

Voorzieningen voor kosten die we in een volgend begrotingsjaar maken maar waarvan de oorsprong wel (mede) ligt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar. De getroffen voorzieningen voorzien in de dekking van deze kosten voor zover deze niet op een andere wijze al zijn afgedekt in de meerjarenbegroting.

3.3. Vaste schulden

Vaste schulden waarderen we tegen de nominale waarde, verminderd met gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

4. Vlottende Passiva

De vlottende passiva waarderen we tegen de nominale waarde. Onder de overlopende passiva hebben we de meerjarige uitkeringen opgenomen. Deze uitkeringen zijn beklemd door de voorwaarden die een geldgever stelt (bv. rijksbijdrage, subsidie). De hoogte van de opgenomen bedragen is overeenkomstig de door de geldgevers verstrekte subsidies en/of bijdragen. Een Eventueel negatief banksaldo bij een bank wordt verantwoord onder de vlottende passiva en niet onder de liquide middelen.

5. Gewaarborgde geldleningen en garantstellingen

Voor zover leningen door de gemeente zijn gewaarborgd, is buiten telling het totaalbedrag geborgde schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen. In de toelichting op de balans staat meer informatie.

Gebeurtenissen na balansdatum

Er zijn geen gebeurtenissen na balansdatum bekend.